Twee weken geleden schreef ik over het nut van een foutloze tekst. Deze keer wil ik een paar gemakkelijke ezelsbruggetjes beschrijven om vier veel gemaakte fouten te voorkomen. Daarbij leg ik niet de taalregels uit, maar geef ik gemakkelijk te onthouden trucjes die je elke keer snel kunt toepassen als je even twijfelt.
Hij word of hij wordt?
Problemen met d of dt doen zich voor bij werkwoorden waarvan de stam eindigt op een d. Bijvoorbeeld: bij het werkwoord ‘worden’ is de stam ‘word’. Je hoort niet of er achter ‘word’ een t komt of niet. Is het ‘hij word’ of ‘hij wordt’?
Herinner je je (vaag) een verhaal van je leraar Nederlands over het principe ‘stam + t’, maar weet je niet meer precies hoe het zit? Dan is het handig om in de zin die je wilt schrijven altijd voor jezelf even het woord ‘lopen’ in te vullen. Als je dan een t aan het eind hoort, staat hij er ook als je hem niet hoort. Ik loop (zonder t), dus ook: ik word. Jij loopt, hij loopt en de hond loopt (je hoort bij allemaal een t), dus ook jij wordt, hij wordt en de hond wordt.
Probeer maar eens met melden, leiden, bereiden en uitbeelden. Zo kun je de meeste fouten op dit gebied voorkomen, zonder dat je je de precieze regels hoeft te herinneren.
Jou verjaardag of jouw verjaardag?
Fouten met ‘jou’ en ‘jouw’ komen ook doordat je het verschil niet kunt horen. Is het vandaag jou verjaardag of jouw verjaardag? Het ezelsbruggetje hiervoor is dat je in gedachten even ‘u’ of ‘uw’ invult. Je zult niet zo snel per ongeluk zeggen: is het u verjaardag vandaag? Daar hóór je dat het ‘uw’ moet zijn. Zo kun je er gemakkelijk achter komen dat het in dat geval ‘jouw’ moet zijn. Het is uw verjaardag (met een w), dus het is ook jouw verjaardag (met een w). Maar: ik heb goed naar u geluisterd (zonder w), dus ook: ik heb goed naar jou geluisterd.
Mijn zus of me zus?
Op twitter en facebook zie ik bijna dagelijks dat mensen schrijven: ‘vandaag komt me zus’ of ‘ik ben met me vriend naar de bios geweest’. Dit moet zijn: mijn zus en mijn vriend. Of: m’n zus en m’n vriend. Omdat je op twitter maar een beperkt aantal tekens kunt gebruiken, kan daar als een soort afkorting de ‘ eventueel worden weggelaten. Je krijgt dan: mn zus en mn vriend. Maar ‘me zus’ kan nooit.
‘Me’ is wel goed in: ‘hij heeft me (of mij) een appel gegeven’ of ‘ik geef me (mezelf) op voor de wedstrijd’. Als je twijfelt, vul dan in gedachte ‘mijn’, ‘mij’ en ‘mezelf’ in. ‘Vandaag komt mijn zus’ klinkt goed, ‘vandaag komt mij zus’ klinkt volgens mij voor niemand goed en ‘vandaag komt mezelf zus’ zal zeker niemand schrijven. Als je van die drie alleen ‘mijn’ kan schrijven, kun je die vervangen door m’n en niet door me.
Samengevat:
Mijn kan worden vervangen door m’n (op social media eventueel mn).
Mij kan worden vervangen door me.
Mezelf kan worden vervangen door me.
Is de rekening betaalt of betaald?
Een ander groot probleem met werkwoorden vervoegen heeft te maken met de uitgang van een voltooid deelwoord, bijvoorbeeld: is betaald, heeft gebracht. Een heel bekend ezelsbruggetje (maar waarvan niet iedereen meer weet hoe die precies werkt) is die van ’t kofschip. Het komt erop neer dat als de stam van een woord eindigt op een medeklinker uit ’t kofschip, het voltooid deelwoord aan het eind een t krijgt. Anders een d. De voorstelling is geschrapt (met een t, want de p van de stam ‘schrap’ is een van de letters in ’t kofschip), maar het kaartje is al betaald (met een d, want de l van de stam ‘betaal’ zit niet in ’t kofschip). Het Genootschap Onze Taal heeft een goede, uitgebreide uitleg over ’t kofschip op zijn website staan.
Wij maken gepersonaliseerde boekjes. Wat bij ons ook regelmatig voorkomt is "je geboorte", i.p.v. "jouw geboorte". :-)
BeantwoordenVerwijderenDt fouten vallen veel voor. Mijn ezelsbruggetje:
BeantwoordenVerwijderenIk drink nooit thee. Eerste persoon nooit een T
Gij drinkt altijd thee. Tweede persoon altijd een T
Hij drinkt thee als hij tegenwoordig is. Derde persoon alleen T in tegenwoordige tijd.
Wanneer ik twijfel of je een werkwoord in de derde vorm met een '-d' of met 'dt' schrijft, vervang ik het betreffende werkwoord met een ander werkwoord, bijvoorbeeld 'lopen'.
BeantwoordenVerwijderen1-Vb. 1 Wanneer word/wordt jij chagrijnig?
2-Ezelsbruggetje: Wanneer loop (stam zonder 't') jij chagrijnig?
3-Antwoord: Wanneer word (stam zonder 't') jij chagrijnig?
Bij het werkwoord 'lopen' kun je horen dat er geen 't' achter de stam komt. Achter 'word' schrijf je dus ook geen 't'.
1-Vb. 2 Hij word/wordt chagrijnig.
2-Ezelsbruggetje: Hij loopt(stam + t) chagrijnig.
3-Antwoord: Hij wordt(stam + t) chagrijnig